Suïcidaal gedrag kan leiden tot de dood en daarom wordt de behandeling van
cliënten met suïcidaal gedrag beschouwd als risicovol. Hoewel het inschatten van het
risico op suïcide geen exacte wetenschap is, is het de taak van behandelaars om een
risicotaxatie te doen. Hiervoor is een goed contact met de cliënt noodzakelijk. Ook
naasten kunnen veel informatie over het suïcidale gedrag verschaffen. Tijdens de
risicotaxatie wordt een inschatting gemaakt: hoe groot is het risico dat de cliënt zich
suïcideert en wat er is nodig om dit risico af te wenden? Voor deze inschatting
wordt vaak het ‘CASE’-gespreksmodel gebruikt (Chronological Assessment of Suïcide
Events, Shea, 1998). In dit interview wordt expliciet ingegaan op het actuele
suïcidale gedrag, de aanleiding, de voorgeschiedenis en de (nabije) toekomst. Door
expliciete vragen te stellen wordt gepoogd op een directe wijze contact te maken.
De auteurs Den Haan & Bannink (2019: Suïcidepreventie. Bouwen aan hoop) stellen voor dat behandelaars vervolgens nader ingaan op de manieren waarop
cliënten – ondanks de moeilijke situatie waarin ze zich bevinden - hun hoofd boven
water weten te houden (coping). Uiteraard is het belangrijk dat behandelaars
hierover complimenten geven (Fiske, 2008). Vragen die hierbij kunnen helpen zijn:
Hoe houdt u het hoofd boven water?
Wat maakt dat u niet allang het bijltje erbij hebt neergegooid?
Hoe komt u van de ene dag in de andere?
Vertelt u eens over een moment in de afgelopen dagen waarop u zich iets
minder slecht voelde?
Wat deed u op dat moment en wat ging eraan vooraf?
Op een schaal van 10 tot 0, waarbij 10 betekent dat het uitstekend met u gaat
en 0 betekent dat u erg suïcidaal bent, welk cijfer geeft u dan de situatie nu?
Wat maakt dat u er dat cijfer voor geeft en niet lager?
Wat doet u anders wanneer de situatie een half of een heel punt hoger op de
schaal is?
Comments