In gesprek met de oudere cliënt die denkt aan zelfmoord neemt
de oplossingsgerichte professional een nieuwsgierige houding
van ‘niet-weten’ aan. Wanneer de professional te snel met
oplossingen komt kan dit averechts werken, omdat
deze oplossingen meestal niet aansluiten bij hetgeen de cliënt wil
of niet wil. Het herhalen van woorden die de cliënt gebruikt is
een goede manier om de samenwerkingsrelatie te verbeteren.
Daarnaast geeft de professional erkenning en hoop, normaliseert
hij de bestaande problemen en richt hij zich op de sterke kanten
van de cliënt (en zijn omgeving) en geeft hij complimenten voor
het feit dat de cliënt gekomen is (hij had tenslotte ook niet
kunnen komen). Er zijn aanwijzingen dat het bespreken van
hoop voor de toekomst beschermend werkt tegen suïcidepogin-
gen.
Meadows, Kaslow, Thompson & Jurcovic (2005) vergeleken
honderd cliënten die geprobeerd hadden een einde aan hun
leven te maken met een controlegroep en constateerden dat uit-
zicht op een medische of psychiatrische behandeling een be-
schermend factor is.
De professional kan de samenwerking met zijn cliënt versterken
door nauw aan te sluiten bij de visie van de cliënt over zijn situa-
tie en wat hij op dit moment nodig heeft.
Cliënten die zelfmoord overwegen hebben soms moeite om hun
gedachten uit te spreken, omdat ze bang zijn voor de eventuele
gevolgen, zoals een psychiatrische opname, verlies van autono-
mie of omdat ze bang zijn dat informatie bij verkeerde personen
terechtkomt. De wens van de cliënt om zijn wanhopige of mach-
teloze gevoelens met een professional te bespreken, kan haaks
staan op wat de professional (of het instellingsbeleid) nastreeft,
zoals beheersbaarheid van het gedrag van de cliënt door een ver-
scherpt toezicht en inperking van vrijheden. Hierdoor zijn cliën-
ten soms bang voor afwijzing of kunnen ze hierdoor moeite
hebben om de professionals op te zoeken of te vertrouwen. Bij
een gebrek aan vertrouwen kan het helpen om oplossingsgerich-
te vragen te stellen naar onderling vertrouwen en hoe het onder-
linge vertrouwen kan toenemen.
• ‘Hoe zal (meer) onderling vertrouwen u helpen uw doel te be-
reiken?’
• ‘Als een 10 betekent dat het vertrouwen optimaal is en een 0
dat het vertrouwen er volstrekt niet is, welk cijfer zou u dan
geven? Hoe lukt het u al/nog op dat cijfer te zitten?’
• ‘Hoe zou een cijfer hoger op de schaal van onderling vertrou-
wen eruitzien?’ ‘Wat is er dan in uw relatie met de professional
veranderd?’
• ‘Wat is er voor nodig om één cijfer hoger te komen? Hoe kunt
u daaraan bijdragen?’
• ‘Wat zou u zelf dan anders doen?’ (indien de cliënt vindt dat de
ander moet veranderen).
Comments