top of page
Foto van schrijverRené den Haan

Ouderen en suicidaliteit

Ook bij ouderen komt suïcidaliteit geregeld voor. De term ‘suïcide’ ver-

wijst zowel naar gedachten, de intentie als het maken en uitvoe-

ren van plannen om zichzelf te doden. Cliënten die denken aan

zelfmoord hebben meestal niet de wens om dood te gaan, maar te

ontsnappen aan een moeilijk te verdragen situatie (Hasley,

Ghosh, Huggins, Bell, Adler & Shroyer, 2008). Een bepaalde ge-

beurtenis, bijvoorbeeld een verlieservaring, kan dan de ‘laatste

druppel’ zijn in een leven dat gekenmerkt wordt door veel moei-

lijkheden (Kerkhof & Van Luyn, 2010).

Suïcidaal gedrag hangt samen met vele factoren (Bonnewijn,

Shah & Demyttenaere, 2009). Sociale factoren, zoals een gevoel

van eenzaamheid (Heisel & Flett, 2006) en het verlies van een

dierbare (Kim, Sequin, Therrien, Riopel, Chawkay, Lesege et al.,

2005; King & Merchant, 2008) zijn belangrijke voorspellers voor

suïcidaliteit bij ouderen. Ook worden ziekte, een ernstige licha-

melijke aandoening en het uitzicht op een korte levensverwach-

ting genoemd (Harris & Barraclough, 1997).


Uit onderzoek van Rurup, Pasman, Kerkhof, Deeg en Onwutea-

ka-Philipsen (2011) blijkt tevens dat ouderen die gedachten aan

de dood hebben (‘doodswensen’ of ‘stervenswensen’) deze juist

krijgen wanneer ze het zoeken naar oplossingen om hun situatie

te verbeteren opgeven. Bij een grootschalig onderzoek werden in

totaal 5548 respondenten in de leeftijdsgroep van 58 tot 98 jaar

ondervraagd over wensen om te sterven. Geen van de deelnemers

had een levensbedreigende ziekte en een deel van deze groep

was al in het bezit van een wilsbeschikking. De respondenten

werd gevraagd in hoeverre ze wilden leven, hoe sterk deze wens

was en of ze wilden sterven en hoe sterk die wens was. Tevens

werd hen gevraagd welke gevoelens ze hadden omtrent leven,

dood en sterven. In totaal hadden 467 ouderen een verminderde

wens om te leven. Uit het onderzoek bleek dat deze groep oude-

ren geen directe plannen had om het leven te beëindigen, vaak

omdat ze dit dierbaren en andere betrokkenen niet wilden aan-

doen. Een andere uitkomst was dat zij geen perspectief voor de

toekomst zagen. Zij geloofden niet dat ze zelf (of met hulp) hun

situatie nog konden verbeteren en waren niet geneigd om hulp te

vragen. Deze ouderen leden ten slotte niet zozeer onder de wens

om te sterven, maar zagen het onderliggende probleem als vast-

staand en onveranderbaar, waardoor therapie geen zin had.


Kerkhof en Van Luyn (2010) stellen dat het direct ingaan op uitin-

gen van suïcidaliteit en de motieven die de cliënt naar voren

brengt, naast het regelen van adequate hulp, belangrijk is om het

suïciderisico te verkleinen. De focus ligt op het bewerkstelligen

van een goede samenwerkingsrelatie tussen cliënt en professio-

nal. Het bespreken van ideeën van hopeloosheid, ontreddering

en isolement kan voor opluchting bij de cliënt zorgen, zodat er

weer ruimte komt om over alternatieve gedragsmogelijkheden na

te denken.

Volgens Henden (2008) en volgens Den Haan & bannink 92019)

moet ten minste de helft van het gesprek met suïcidale cliënten

gaan over redenen om te blijven leven en moet het gesprek zich n

iet alleen richten op redenen om er een eind aan te maken,

zoals nog wel eens het geval is. In ons boek Suicidepreventie.

Bouwen aan hoop vindt je handvatten, aanvullende informatie en

manieren om het gesp[rek aan te gaan.




0 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven

Ademhaling en ademsteun

Bij een angstig gevoel bestaat de neiging om 'hoog' te ademen, en om weer tot rust te komen, bijv bij paniek en angst, is het doorgaans...

Wat wil je wel? (ipv wat je niet wilt)

De gewenste verandering Noem iets wat je zou willen veranderen. Zorg ervoor dat je een gewenste uitkomst formuleert: iets wat je wél wilt...

Comments


bottom of page