Wanneer een behandelprogramma te weinig bij de behandelwens van een patiënt aansluit, neemt het risico toe dat deze ongemotiveerd raakt, niet veranderingsbereid is en de behandeling voortijdig beëindigt (Drieschner et al., 2004). De motivatie voor behandeling (en veranderingsbereidheid) is optimaal wanneer patiënten zowel intern als extern gemotiveerd zijn (Cahill et al., 2003). Een lage interne motivatie resulteert vaak in stagnatie, zelfs wanneer de externe motivatie hoog is. Patiënten met een intrinsieke motivatie [AV1] zijn eerder geneigd om actief deel te nemen aan de behandeling. Patiënten die onder externe druk aan de behandeling deelnemen hebben meestal weinig vertrouwen in de effectiviteit van een programma (Ryan et al., 1995). Dit gebrek aan vertrouwen kan resulteren in drop-out. Externe motivatie hoeft overigens niet altijd ineffectief te zijn. Het kan ook leiden tot interne motivatie, maar alleen wanneer een individu aan deze externe motivatie een significante betekenis toeschrijft. Een voorbeeld hiervan zijn patiënten die via justitie verplicht een behandeling voor middelenmisbruik moeten volgen. Zij kunnen aan deze gebeurtenissen een betekenis toekennen en zo hun deelname aan de behandeling gaan zien als noodzaak, omdat hun slechte gewoonte uit de hand is gelopen. In dit geval kan de externe motivator (druk van justitie) aanzetten tot interne motivatie.
Orlemans et al. (1995) stelden dat een stabiele gedragsverandering pas verkregen wordt als de extrinsieke bekrachtiging (geleidelijk) overgaat in een intrinsieke. Extrinsieke bekrachtiging betekent dat de bekrachtiger kunstmatig op een gedrag volgt, terwijl een intrinsieke bekrachtiging natuurlijkerwijze met de handeling is verbonden; de handeling mondt vanzelf uit in bevredigende consequenties. Meestal komen deze twee vormen gecombineerd voor, maar het is duidelijk dat enkel een extrinsieke bekrachtiging weinig garantie biedt voor de duurzaamheid van de handeling. Als een kind trompet leert spelen louter en alleen omdat het na de oefening snoep krijgt, blijft dit gedrag onder extrinsieke controle en dooft het uit als de beloning ophoudt. Het is dan ook niet voor niets dat kinderen al spoedig bekende melodietjes leren instuderen, wat het oefengedrag intrinsiek bekrachtigt.
Uit: Beterweters. Bannink & den Haan, 2016
Comments