Toen een vrouw overleden was bevond ze zich in een ruimte waar een mooie feesttafel klaarstond met de heerlijkste maaltijden en dranken. Ze dacht: ‘Dit moet de hemel zijn!’ Ze ging aan tafel zitten en merkte toen iets verschrikkelijks. Haar beide armen waren gespalkt; ze kon haar ellebogen niet bewegen. Ze kon de lekkernijen makkelijk pakken, maar niet in haar mond stoppen. Met de andere mensen rond de tafel was hetzelfde aan de hand: hun armen waren ook gespalkt en ook zij konden niet eten of drinken. Ze waren boos, gefrustreerd, hongerig en sommigen huilden zelfs, maar niets kon hun probleem oplossen.
‘Dit kan de hemel niet zijn’, dacht de vrouw, ‘Dit moet de hel zijn. Ik ben benieuwd hoe de hemel er dan uitziet.’ Haar wens bracht haar naar een andere feesttafel, maar ook daar bleken haar armen gespalkt te zijn. Maar er was wel iets anders in de groep mensen om haar heen, die er allemaal gelukkig en goed gevoed uitzagen. Toen zag ze het verschil: de andere gasten probeerden hun armen niet te buigen, maar iedereen pakte iets lekkers voor de persoon tegenover hem of haar. Anderen voedden haar, en zij voedde de anderen. ‘Dit gaat niet alleen over eten’, dacht ze, omdat ze ook verhalen met elkaar deelden en gevoelens van optimisme en plezier. Ze besloot: ‘Dan moet dit de hemel zijn.’
Uit: Beterweters, Bannink & den Haan, 2016
Comentários