Recente feiten over de effectiviteit van psychotherapie werden
onderzocht door Duncan, Miller en Sparks (2004) en Duncan
(2010).
• De therapie bepaalt slechts 13 tot 14% van de resultaatvariantie.
• Het grootse deel (86-87%) wordt bepaald door cliëntkenmer-
ken en toevallige en onbekende factoren; we kennen allemaal
voorbeelden als dat van de depressieve man die opeens geen
therapie meer nodig heeft wanneer hij een mooie blonde
vriendin heeft gevonden.
• Het verschil in methodiek (cognitieve gedragstherapie of iets
anders) bepaalt hoogstens 1% van de resultaatvariantie; het
vertrouwen van de professional in zijn methodiek bepaalt 3%
en de samenwerkingsrelatie de rest.
• Opleiding en ervaring van de professional blijken relatief on-
belangrijk.
• Het therapieresultaat is onafhankelijk van de (DSM diagnose.
• Of de professional een protocol gebruikt en of hij zich daar-
aan houdt is onbelangrijk.
• Monitoring van vooruitgang en van de samenwerkingsrelatie
heeft een groot positief effect op het therapieresultaat.
Comments