Volgens Henden (2008) zijn de volgende signalen en uitingen indicatief voor
behandelaars om door te vragen en is er waarschijnlijk sprake van een verhoogd risico:
Wanneer cliënten duidelijk en ‘straightforward’ aangeven: ‘Ik ga mijzelf iets
aandoen’;
Wanneer cliënten in verleden tijd spreken: ‘Ik dacht vroeger nog weleens dat
ik beter zou worden’ of ‘Ik had vroeger nog wel een paar goede vrienden’;
Onvermogen om over de toekomst na te denken: ‘Ik weet echt niet meer hoe
ik het tij kan keren’, of ‘Als mensen echt dood willen, dan is er altijd wel een
weg’;
Het weggegeven van bezittingen: ‘Ik heb altijd gewild dat mijn dochter mijn
sieraden zou krijgen’;
Gebrek aan oogcontact - cliënten staren naar de grond, de muur of naar een
gedeelte van het gezicht van de hulpverlener;
Gebrek aan oogcontact omdat cliënten de ogen gesloten houden;
Cliënten kijken de behandelaar voortdurend indringend en bozig aan;
Wanneer cliënten zeggen dat ze graag willen leven, maar tijdens het
uitspreken van cruciale informatie hun ogen even wegdraaien naar links;
Wanneer cliënten zich uitermate gezellig en positief opstellen, terwijl dit niet
passend is bij de situatie.
Als behandelaars vermoeden dat er sprake is van een verhoogd risico stellen zij een
aantal expliciete vragen om een goede inschatting te maken, zoals: ‘Hoeveel kunt u
er op dit moment nog bij hebben?’, ‘Hoeveel hoopt hebt u op verbetering?’, ‘Hoe
dicht zit u bij het punt waarin u overweegt suïcide te plegen?, ‘Op een schaal van 10
tot 0, waarin 10 staat voor het gaat heel goed met mij en 0 het omgekeerde, waar
staat u nu?’, ‘Wanneer u tot de conclusie komt dat er geen weg terug is en u van plan
bent uzelf iets aan te doen, welke methode overweegt u?.’, ‘Hoe klaar bent u ervoor
dit daadwerkelijk te doen?’, ‘Welke voorbereiding en heeft u getroffen?’, ‘Wanneer
bent u dit van plan te doen?’ (Henden, 2008).
Lees voor meer tips en handvatten ons boek 'Suïcidepreventie. Bouwen aan hoop' (Den Haan & Bannink, 2019).
Comments